Kweken van koi,s.

Het geslacht bepalen:

 Het is niet mogelijk het geslacht te bepalen van koi die kleiner zijn dan 25cm, omdat de koi dan nog niet geslachtsrijp zijn. Als de koi 1-maal groter is, worden de testikels(bij mannetjes) en de eierstokken (bij vrouwtjes) gevormd. De eierstokken zijn veel groter dan de testikels. Het is meestal gemakkelijker te zien of een koi een vrouwtje is, doordat de buik van een volgroeid vrouwtje over het algemeen plomp is; mannetjes behouden hun stroomlijn en blijven de vorm van een torpedo houden.Wanneer mannetjes klaar zijn om te paaien, ontwikkelen ze paaiknobbeltjes op de kop en op de borstvinnen. Deze knobbeltjes lijken op kleine opgezette vlekjes en kunnen verward worden met de symptomen van witte stip. De knobbeltjes zitten vooral op de borstvinnen; ze voelen tamelijk ruw aan en liggen in behoorlijk geordende rijtjes. Ze worden gebruikt bij het paaien;het mannetje duwt met zijn kop en vinnen tegen het vrouwtje aan om haar te laten kuitschieten.

                                                                                                              

Paaidraden vol met kuit.

Het paaien: In een vijver van een hobbyist zullen koi van nature in de vroege zomer gaan paaien (mits er volgroeide exemplaren zijn zowel vrouwtjes als mannetjes). Een water temp.van 20 graden is ideaal, soms gaan koi ook al paaien bij een water temp. van 17 graden. Als het water in de vijver langzaam warmer wordt, gaan de koi massaal paaien (flock spawning). Het vrouwtje zet haar eieren (ongeveer 100.000 eitjes per kilo lichaamsgewicht) af tegen vijvermuren, de bodem en op eventuele aanwezige planten. Het is belangrijk om de eitjes te verzamelen en ze over te zetten in een bak waar ze niet worden opgegeten door hun ouders en waar ze niet door parasieten worden aangevallen. Helaas is het heel moeilijk om eitjes te verzamelen die her en der verspreid liggen. Als de eitjes aan hun lot worden overgelaten, zullen er een aantal eitjes uitkomen; u kunt de kleine koitjes dan proberen te vangen en ze bijv. in een aquarium/quarantainebak te zetten tot ze wat groter zijn geworden. U kunt er ook voor zorgen dat er meer eitjes kans van slagen hebben. U plaats hiertoe kunstmatige paaidraden in de vijver. De koi zal de eitjes liever afzetten op de paaidraden dan op de harde muur van de vijver. U kunt deze paaidraden ook zelf maken. Neem een stuk touw van nylonvezels van 10 tot 15mm dik en knip dit in stukken van 10cm. Neem een stuk touw van 120cm lang (zelfde materiaal) en vlecht de korte stukken door de kabels van dit touw heen. Rafel de korte stukjes uit elkaar. Wanneer koi gaan paaien zult u zien dat het mannetje met zijn bek tegen de zijkant van het vrouwtje duwt. Het vrouwtje zal zo nu en dan stilhouden en aan de zijkant van de vijver gaan zuigen om een gedeelte schoon te maken waar ze eitjes kan leggen. Dit is het moment om de paaidraden voorzichtig in het water te laten zakken. De eindjes touw kunnen gerafeld worden tot een waaiervorm en de paaidraden moeten goed vast zitten aan de zijkant van de vijver. Probeer de koi voor en tijdens het paaien niet te verstoren; maar houd ze wel goed in de gaten;de mannetjes kunnen behoorlijk tekeer gaan tegen sommige vrouwtjes. Deze vrouwtjes kunt u dan beter apart zetten in een aparte vijver/bak. Als de koi klaar zijn met paaien, hangen de vrouwtjes met de kop naar beneden in het water en ademen ze zwaar. U kunt de paaidraden nu voorzichtig uit het water halen en ze in een kweekbak overzetten. Als u de eitjes niet snel genoeg uit de vijver haalt, zullen de koi ze opeten. Als u dus wel wilt dat de eitjes uitkomen, moet u ze dus uit de vijver halen.

Koi-eitjes laten uitkomen: De kweekbak moet een flinke capaciteit hebben (minstens 450 liter) en mag geen giftige materialen bevatten. Aan de invoerbuis moet een regelbare klep zitten. De afvoeropening moet een zo groot mogelijk oppervlak beslaan en moet worden afgesloten met een fijnmazig gaas (0,3-0,5mm) dat van roestvrij staal of plastic is gemaakt. Fijnmazige nylonkousen kunnen ook gebruikt worden maar die zijn niet zo sterk. Leg de paaidraden in de bak die gevuld is met een malachietgroenoplossing van 0,2mg per liter, om de vorming van schimmels (Saprolegnia) op de dode eitjes tegen te gaan, want anders kunnen de schimmels de levende eitjes aantasten. Breng 3 touwtjes aan over de breedte van de kweekbak om de paaidraden 5cm onder water te houden. Voeg in dit stadium niet meer water toe maar zet een luchtsteentje op de bodem van de bak zodat het water voortdurend van zuurstof wordt voorzien. Wanneer u de oogjes van de koi al in de eitjes kunt zien groeien (is na 1 of 2 dagen al) dan kunt u een klein straaltje water in de kweekbak laten lopen. Een dag voordat de eitjes uitkomen, gaan de oogjes in de eitjes glanzen. Gauw daarna beginnen de jonge koi te 'kwispelen'; na een paar uur breken ze uit de 'schil'. Bij een watertemp.van 20 tot 22 graden duurt het 3 tot 4 dagen voordat de eitjes zich ontwikkeld hebben en uitkomen. Bij te hoge watertemp. is de kans groter dat de jonge koi misvormd zijn.

 Groei en ontwikkeling van de koitjes: Wanneer de eitjes zijn uitgekomen, zullen de jonge koi instinctmatig een beschutte plek zoeken om zich te verbergen. De paaidraden zijn hier uitermate geschikt voor. Met behulp van een speciaal plakkerig kussentje op hun kop houden de jonge koi zich vast aan de rafelige touwtjes of aan de zijkant van de kweekbak. In dit ontwikkelingsstadium hebben de koi nog geen zwemblaas,bek of anus. Ze halen adem door zuurstof te absorberen via de dunne bloedvaatjes die rond de dooierzak liggen; deze dooierzak staat nog steeds in verbinding met de darm. In deze fase is het van het allergrootste belang dat er voldoende zuurstof in het water zit; wanneer er te weinig zuurstof in het water zit kan dit een massale sterfte tot gevolg hebben. Kleine koivisjes hebben maar 1 vin, die het achterste deel van het lichaam omwikkelt. De koivisjes gebruiken al het voedsel dat in de dooierzak zit totdat deze leeg is; langzamerhand ontstaan gepaarde vinnen,een bek en andere organen. Na 2 of 3 dagen zwemt het koivisje naar het wateroppervlak en neemt 2 of 3 happen lucht, waarmee de zwemblaas wordt gevuld. Vervolgens zwemmen ze vrij in het rond; meestal met z'n allen bijeen rond de luchtsteentjes(= een teken dat ze gevoerd kunnen worden).

Eerste voeding: Koivisjes die in het 'omhoogzwemstadium' verkeren, hebben nog geen smaakcellen ontwikkeld en zijn dus bij het voedsel zoeken afhankelijk van hun zichtvermogen. Daarom moet er voedsel rondom hen aanwezig zijn. Het eigeel van een hardgekookt ei vormt prima voedsel voor de eerste dag/dagen (het heeft weinig voedingswaarde maar het vergroot de maag). De larven van net uitgekomen garnalen (Artemia salina) kunnen ook goed aan de jonge koivisjes worden gegeven (hier mee beginnen als ze ongeveer 1 week oud zijn). Na nog een week ongeveer kunt u de koivisjes een soort poedervoer geven (= het poeder dat vrijkomt bij de fabricage van visvoer). Vanaf nu kunt u de koivisjes voer geven dat in grootte is aangepast aan de kleinste vissen in de bak. In dit eerste voerstadium moet u regelmatig opgehoopte viezigheid en afvalstoffen uit de bak verwijderen. Met een oude tandenborstel kunt het gaas schoonmaken dat voor de afvoer zit. Ook moet er regelmatig het water ververst worden om het ammoniak en nitraten te verwijderen. Voordat u leidingwater in de bak laat stromen, moet u het water eerst goed doorluchten, zodat de hoge concentratie aan chloor uit het water verdampt. Na 3 of 4 weken zullen de koivisjes 5 tot 10 mm lang zijn en zullen ze grotere hoeveelheden van wat groter voer nemen.

Verdere groei: In dit stadium kunt u de koi in een andere bak zetten zodat ze verder kunnen groeien. U kunt hiervoor een aquarium, vijver of tank voor gebruiken. Houd de jonge koi goed in de gaten; kannibalisme is geen onbekend verschijnsel. Als u vermoedt dat er koivisjes worden opgegeten, moet u de grotere in een andere bak zetten. U kunt deze bak tot 20-25 graden verwarmen om het groeitempo op te voeren,maar pas op; als koi te snel groeien, verliezen ze hun kleur. Koi van een maand oud hebben ongeveer 5% van hun lichaamsgewicht aan voedsel nodig; geef ze niet veel maar wel vaak te eten. Als ze wat groter zijn, hebben ze relatief minder voer nodig (wanneer ze 15cm of langer zijn, is dat ongeveer 2% van hun lichaamsgewicht). De grootte van de korrels voer is van groot belang; niet alle vissen groeien even snel. Men kijkt vaak naar de grotere vissen en past de grootte van de korrels aan hen aan; de kleinere vissen worden dan vergeten. Helaas groeien die koi het snelste die qua uiterlijk het meeste weg hebben van de gewone karper; de mooiere koi blijven achter in groei. Dit komt doordat er bij het kweken van nishikigoi veel inteelt heeft plaatsgevonden.                                                                                                                                                          

Koikwekerijen: Koi worden al meer dan 2000 jaar in China gekweekt voor de consumptie. Oorspronkelijk werden ze gekweekt in natuurlijke vijvers en vormden ze tijdens de magere wintermaanden een belangrijke bron van eiwitten. Het is interessant om te zien dat er in Azië en Europa (waar de karper oorspronkelijk vandaan komt), overeenkomstige kweektechnieken zijn ontwikkeld. Gedurende de laatste eeuw zijn de kwekmethoden aanzienlijk verbeterd door de ontdekking en toepassing van hormonen, waarmee het kuitschieten kan worden opgewekt. Sommige methoden hebben alleen nut wanneer er grote aantallen koi gaan kuitschieten. Zulke methoden kunnen het beste aan deskundigen worden overgelaten, aangezien de gebruikte middelen de stofwisseling van de desbetreffende koi beïnvloeden; een verkeerd gebruik kan leiden tot de dood van de koi, of tot misvormde afstammelin